Langs deze met ca. 3.900 vierkante meter kleinste van de negen Stubaier bergmeren loopt de Stubaier Höhenweg vanaf de Starkenburger Hütte verder richting de Franz-Senn-Hütte. Wie vanaf de Seejöchl naar beneden kijkt op de Schlicker See, ziet precies de grens tussen het dolomiet van de Kalkkögel en het Ötztal-Stubai-kristallijn. Hier lopen de uitgestrekte, klein gespleten kalksteenpuinhellingen uit in de zachte, weelderige groene kruinen van het silicaat. In dit geologische grensgebied bevindt zich een hotspot van plantenbiodiversiteit, die ongeëvenaard is. De Schlicker See is al volledig ingebed in de omvangrijke blokvelden van het silicaat. Tussen de spleten van deze rotsblokken zijn altijd marmotten te vinden. Met luide fluittonen waarschuwen de dieren de rest van hun kolonie voor ongewenste indringers. De kleine onderwaterwereld van het meer wordt verlevendigd door ingebrachte zalmforellen, die voor het voedsel afhankelijk zijn van insecten en daardoor klein blijven. Toch blijven deze overlevingskunstenaars zich vermenigvuldigen en vormen ze vandaag de dag een stabiele populatie.